Klik op de verschillende vakjes en laat je verrassen door ontmoetingen met
jezelf de ander de wereld God
a a a a

Je hoort mij niet zeggen dat het verhaal dat ik nu ga vertellen, echt gebeurd is, dat hoor je mij niet zeggen…

Kwaku Anansi is nieuwsgierig, hebberig en vooral jaloers.
Hij is jaloers op elke wijsheid die hij tegenkomt.
Jaloers op de wijsheid van de timmerman die van een boom en zetel kan maken. Jaloers op de wijsheid van de boer die uit een zaadje een plant laat groeien. Hij is jaloers op de wijsheid van de smid die ijzer kan buigen. Jaloers op de jager die een wild dier kan vangen. Hij is jaloers op de trommelaar die zijn boodschappen tot ver achter de horizon laat klinken. Jaloers op de taxichauffeur die overal de weg weet. En hij is jaloers op de dansers die in bewegingen kunnen spreken.Anansi, die zelf vaak zijn mond voorbijpraat, is stinkend jaloers op de mooie woorden van de spreker van de koning. Ja, hij is zelfs jaloers op de wijsheid van de koning.
Hij wil alle wijsheid hebben en voor zichzelf houden.

Anansi gaat op dievenpad. Elke wijsheid die hij tegenkomt, grist hij weg en stopt hij in een pot. Als Anansi er zeker van is dat hij alle wijsheid heeft verzameld, loopt hij naar een hoge boom. Hij kijkt omhoog en zegt plechtig: “Deze pot hang ik boven in de boom, zowaar ik Kwaku Anansi heet. Niemand zal erbij kunnen behalve ik, Anansi, de slimste spin van de wereld. Ik houd alle wijsheid voor mezelf.”

Anansi hangt de pot met een touw om zijn nek. Met de pot op zijn buik klautert hij langs de stam omhoog. Klim, klim, klim …. Mislukt. Opnieuw klim, klim … mislukt. Nog een keer weer mis… Kwaku Yee, Anansi’s zoontje, ziet zijn vader stuntelen. “Vader, ik weet het beter, met die pot op de buik lukt het nooit. Draai de pot op uw rug en u klimt in één keer naar boven.” Anansi wordt boos. “Scheer je weg, eigenwijze spinnenkop. Bemoei je met je eigen zaken.”
Anansi gaat nog een keer de boom in met de pot op zijn buik. Klim ...klim .. Mislukt. Nu gaat Anansi onder de boom zitten mokken. Verdikkeme, zo’n jongen die denkt dat hij het beter weet dan zijn vader. Mok, mok, mok. Na een hele tijd mokken volgt Anansi met tegenzin de raad van zijn zoon op en hangt de pot op zijn rug.

Vooruit dan maar….
Anansi klimt met de pot op zijn rug omhoog langs de stam, rap, rap, rap… tot aan de onderste takken. Hij kijkt omhoog, hij kijkt omlaag, hij kijkt omhoog. Rap, rap, rap. Anansi klimt, naar de top van de boom. Boven in de boom kijkt Anansi door de bladeren naar de wereld beneden. Daar staat zoonlief te zwaaien naar zijn vader. Anansi kijkt naar de pot en kijkt dan opnieuw naar zijn zoon. Het dringt tot hem door dat niet alle wijsheid van de wereld in de pot zit.
Anansi vloekt en vervolgens: “Wat ben ik een dwaas. Dat kind van mij, zo klein als hij is en nu al zo wijs. Ik dacht dat ik alle wijsheid van de wereld te pakken had, maar de wijsheid van het kind liet ik liggen. Ajajaja, dat kind, amper van de borst af, leert mij een lesje.” Spinnijdig smijt Anansi de pot weg. Deze valt en spat in duizend scherven uiteen. Tsee, tsee, tsee.

Zo raakte de wijsheid over de wereld verspreid. Overal ligt wijsheid voor het oprapen. En wie er niets van oppakt of het alleen voor zichzelf houdt….
Het spijt me dat ik het moet zeggen, is… een dwaas.

 

mailfacebookintro